Al vrij direct na de start van mijn studie ging ook mijn stage van start. Voor het eerste semester van het eerste jaar loop ik stage in groep 5a op basisschool De Mijlpaal te Nieuw Sloten. De groep bestaat uit 28 kinderen, waarvan 13 meisjes en 15 jongens.
Geschiedenis de Mijlpaal
Op 24 augustus 1992 opende de Mijlpaal haar deuren voor de kinderen uit Nieuw-Sloten. Ze begonnen in de twee bedrijfspanden aan het Westmallepad 7 t/m 10. Op die eerste dag werd de school al door 106 leerlingen bezocht. Ze hadden toen 4 groepen. Ondertussen werd het huidige hoofdpand gebouwd. De eerste paal daarvoor werd op 18 juni 1992 geslagen. In mei 1993 kregen ze de sleutel van het nieuwe pand en kwamen er weer een heleboel leerlingen bij. In september 1993 waren er al 9 groepen. Momenteel bestaat de Mijlpaal uit panden op twee locaties: Westmallepad en Anderlechtlaan. Mijn stagegroep is gevestigd op de Anderlechtlaan.
De Mijlpaal en het Ontwikkelingsgericht Onderwijsconcept (OGO)
De school hanteert het Ontwikkelingsgericht Onderwijsconcept (OGO). De grondlegger van dit concept, geloofde in de ‘maakbaarheid’ van de mens en in diens emancipatie. Om dit te bereiken is het van belang dat het kind in een groep samen met andere kinderen en leerkracht leert. Hierbij worden de sterke kanten van elk kind zo goed mogelijk benut. De leerkracht zorgt ervoor dat de interesse van de kinderen steeds wordt opgewekt en daagt de kinderen uit zelf met oplossingen te komen. Tevens dienen zij ‘het nut in te zien’ van het geleerde. De rol van de leerkracht is daardoor veel meer de rol van begeleider en bewaker van het leerproces. De leerkracht zorgt er voor dat binnen de uitnodigende activiteiten de onderwijsdoelen gerealiseerd worden. De kinderen worden uitgenodigd om actief deel te nemen aan het onderwijs. Binnen de activiteiten wordt een beroep gedaan op de zelfstandigheid van kinderen en proberen we de kinderen een eigen verantwoordelijkheid te geven.
In de onderbouw (groep één tot en met vier) is het onderwijs volledig ontwikkelingsgericht opgezet en wordt er steeds gewerkt binnen een thema. De kinderen leren er vooral door samen met andere kinderen te spelen. Wanneer de leerkracht met hen meespeelt, kan hij het kinderspel verbeteren door bijvoorbeeld zelf met een opdracht te komen waar de kinderen dan op inspelen. Naast, maar vooral tijdens het spel is er aandacht voor lezen/schrijven, construeren (knutselen of met blokken of zand), rekenen en samen praten. Als het spel voor kinderen steeds ‘zo echt mogelijk’ is en hen interesseert, blijven ze er gemotiveerd aan werken. Wanneer het kind leert lezen en schrijven is het ‘werk’ van de kinderen zoveel mogelijk verbonden aan het thema. Zo zien we heel geleidelijk een overgang van meer spel in de groepen één en twee naar meer de echte leeractiviteiten in de groepen drie en vier. In de bovenbouw (groep vijf tot en met acht) wordt de verdere leermotivatie bevorderd. Uitgangspunt is dat kinderen de wereld willen verkennen, ook de wereld die verder af ligt van hun directe leefwereld. Daarom is het belangrijk aan te sluiten op hun eigen ervaringen en interesses. Dit doen wij middels het werken in thema’s voor de vakken taal, begrijpend lezen, wereldoriëntatie (geschiedenis, aardrijkskunde en natuuronderwijs).
Om deze thema’s inhoud te geven maken de groepsleerkrachten gebruik maken van verschillende methodes voor deze vakken. Deze methodes worden als bronnenboek gebruikt voor het aanbod in de thema’s. Op deze manier ontwerpt de groepsleerkracht een uitdagend onderwijsaanbod voor de leerlingen. Voor rekenen, schrijven en Engels (Engels alleen in groep zeven en acht) worden de methodes gevolgd en daar waar mogelijk ingepast in de thema’s.